Oh, wat kan taal toch moeilijk zijn. Maar soms ook heel makkelijk! Want of je een t, een d, of misschien zelfs dt moet gebruiken, is gemakkelijk te checken.
Werkwoord in tegenwoordige tijd
Vervang het werkwoord door 'schrappen' of 'klappen' en kijk of je daar een t hoort.
- Je schrapt en je klapt, of klap je en schrap je?
- Ik schrap en ik klap, of klap ik en schrap ik?
Bij 'ik' gebruik je trouwens NOOIT een t.
Het gebruik van de d en dt komt alleen naar voren bij werkwoorden waarvan de stam eindigt met een d, zoals worden, vinden, leiden, houden, landen en branden.
- Word je, vind je en houd je zijn dus zonder t, want klap je en schrap je zijn ook zonder t.
- Je wordt, je vindt en je houdt zijn dus met dt, want je klapt en je schrapt zijn ook met t.
De gebiedende wijs is bijna altijd zonder t:
Meld (je) aan! Bied (je) aan! Word lid! Vermeld (het) hier!
Werkwoord in verleden tijd
Helaas is het voor de verleden tijd iets minder makkelijk. (Sorry!) Want er bestaat zoiets als zwakke en sterke werkwoorden, er zijn uitzonderingen bij werkwoorden met een stam van v of z en dan heb je ook nog voltooid deelwoorden.
Zelf vind ik dit een heel fijn overzicht van d/t/dt-gebruik. Want je hoeft natuurlijk niet altijd alles uit je hoofd te weten.
Dus, denk eraan: ga klappen of schrappen. En als je het niet weet: zoek het op! Google is je vriend.